De Bijbel en het ontstaan daarvan
Regelmatig worden ons door bezoekers vragen gesteld over het ontstaan van de huidige samenstelling van de Bijbel. Een van onze onderzoeksters geeft hieronder haar reaktie daarop.
Hoe en wanneer werd de canon van de Bijbel samengesteld?
Het woord canon wijst in dit verband op de lijst van boeken van het Oude en het Nieuwe Testament die vanouds in de kerk worden erkend als door God geïnspireerd en als gezaghebbend voor het geloof en leer, waaruit in de kerkdiensten wordt voorgelezen en waarover in kerkdiensten wordt gepreekt. Het Griekse woord kanôn betekent maatstaf, regel of richtsnoer.
De omvang van zowel het Oude als het Nieuwe Testament staat aanvankelijk niet vast.
In de rooms-katholieke Bijbel bevat het Oude Testament 46 boeken. In de protestantse Bijbel 39 boeken. Het Nieuwe Testament bevat in beide Bijbels 27 boeken. Binnen de christelijke kerken is de samenstelling van het Oude Testament niet overal gelijk. De protestantse inhoud van het Oude Testament is gelijk aan die van de Tenach (dit is de oorspronkelijke tekst geschreven in het Hebreeuws en een paar passages in het Aramees) maar de indeling is anders. In de Griekse vertaling (de Septuagint) die omstreeks 150 vóór Chr. verscheen, zijn meer boeken opgenomen dan in de Joodse of Hebreeuwse Bijbel. Dit zijn de apocriefe boeken. De rabbijnen van Jamnia stelden omstreeks 100 ná Chr. hun canon vast. De Hebreeuwse geleerden beschouwen een aantal boeken als goede historische en religieuze documenten maar niet op hetzelfde niveau als de Hebreeuwse Schriftteksten en niet door God geïnspireerd. Die boeken behoren dus niet bij hun canon.
De oosterse kerken baseren zich op de Septuagint. De Grieks sprekende Syrische kerk erkennen in de achtste eeuw ook de complete canon. In de Oost-Syrische kerk, die in de vijfde eeuw in tweeën scheurde, bleef een deel de onvolledige canon gebruiken (de Nestorianen ), terwijl de Jacobieten alle boeken tot de canon rekenden.
De Rooms-katholieke kerk, de Lutherse kerken en de Oud-katholieke kerk erkennen naast de Hebreeuwse canon ook de apocriefe (verborgen) boeken van de Septuagint.
DeGereformeerdekerken beperken zich alleen tot de Hebreeuwse canon. Zij beschouwen de Bijbel als Gods Woord en de apocriefe boeken als niet gezaghebbend. Zij keren terug naar de Hebreeuwse canon van de rabbijnen van Jamnia.
Op de synode van Dordrecht in 1618 wordt besloten tot eennieuwe Bijbelvertaling. Daar besluit men, dat men uitgaat van de oorspronkelijke taal en niet van vertalingen. De Synode ziet in de Hebreeuwse en de Griekse tekst zowel materieel als formeel Het Woord van de soevereine God, de taal van de Heilige Geest. Een geschilpunt op deze synode zijn de apocriefe boeken. Besloten wordt dat deze niet canonieke boeken toch hun nut hebben,alhoewel ze niet tot de Heilige Schrift behoren. De apocriefe boeken komen in de Statenvertaling niet meer te staan tussen het Oude en het Nieuwe Testament, maar helemaal achterin als een aanhangsel met een speciale waarschuwing aan de lezers, een apart titelblad, afzonderlijke paginanummers en een ander lettertype.
Bijbelboeken van het Oude Testament: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri, Deuteronomium, Jozua, Richteren, Ruth, I Samuël, II Samuël, I Koningen, II Koningen, I Kronieken, II Kronieken, Ezra, Nehemia, Esther, Job, Psalmen, Spreuken, Hooglied, Jesaja, Jeremia, Klaagliederen van Jeremia, Ezechiël, Daniël, Hosea, Joël, Amos, Obadja, Jona, Micha, Nahum, Habakuk, Zefanja, Haggaï, Zacharia, Maleachi.
Apocriefe of deuterocanonieke boeken: 3 Ezra, 4 Ezra,Tobit, Judit, Boek der Wijsheid, Jesus Sirach, Baruch, Ester, Gebed van Azaria, Gezang in de vuuroven, Susanna, Bel en de draak, Gebed van Manasse,I Makkabeeën, II Makkabeeën, III Makkabeeën,
Bijbelboeken van het Nieuwe Testament: Mattheüs, Marcus, Lucas, Johannes, Handelingen, Romeinen, I Corinthiërs, II Corinthiërs, Galaten, Efeziërs, Filippenzen, Colossenzen, I Thessalonicenzen, II Thessalonicenzen, I Thimoteüs, II Thimoteüs, Titus, Filemon, Hebreeën, Jacobus, I Petrus, II Petrus, I Johannes, II Johannes, III Johannes, Judas, Openbaring.
De canon van het Nieuwe Testament is in de loop van de eerste eeuwen van de christelijke jaartelling ontstaan. De canon Muratori uit de tweede eeuw na Chr. is de oudst bekende canonlijst van het Nieuwe Testament.Eeuwenlang wordt een groot gezag toegekend aan geschriften zoals de brief van Clemens aan de Corinthiërs, de brief van Barnabas en de Herder van Hermas, maar deze worden toch niet erkend. In 363 na Christus stelt het Concilie van Laodicea dat het Oude Testament (samen met de Apocriefen) en de 27 boeken van het Nieuwe Testament, zoals hierboven vermeld, in de kerken moeten worden voorgelezen. Deze canon krijgt een officieel karakter in de Paasbrief van bisschop Anastatius in 367. Hierin verklaardt hij deze 27 boeken van het Nieuwe Testament als gezaghebbend voor de christelijke kerk. Het latere Concilie van Hippo 393 na Chr. en het concilie van Carthago 397 na Chr. bevestigen eveneens dat diezelfde 27 boeken gezaghebbend zijn. Dit houdt niet in dat deze boeken toen pas in de canon worden opgenoemd, maar dat men het er unaniem over eens is dat ze al sinds jaar en dag door de christelijke kerk als canoniek beschouwd zijn. Er wordt verwezen naarlijsten van Canonieke boeken die al door anderen zijn opgesteld.
Op het concilie van Trente 1545- 1563 wordt de canon van de Bijbel weer vastgesteld en wordt de Vulgaat destandaardtekst voor de Rooms-katholieken.
Literatuur en bronvermelding:
De Synode van Dordrecht, Dr.W. van ’t Spijker e.a., Den Hertog Houten 1987
Christelijke Encyclopedie, G. Harinck e.a., Kampen 2005
Bijbels Handboek IIb, A. van der Woude e.a., Kampen, 1983
Bijbels Handboek III, A van der Woude e.a., Kampen, 1987
Canon Muratori: Date and Provenance, E. Ferguson,Studia Patristica 18 , 1982
Het compas van het christendom: ontstaan en betekenis van een omstreden Bijbel,J. van Bruggen
S.van Driel-Nieuwenhuis
Asperen 2009
Openingstijden
Het museum is uitsluitend op afspraak geopend
Adres
4142 LD Leerdam
0345 - 577 605
06 - 519 910 59